In de zomer van 2016 verschijnt de langverwachte herdruk van Gedichten van Vladimir Nabokov. Gedichten bevat een ruime keuze uit Nabokovs poëzie, vertaald door Anne Stoffel en van een nawoord voorzien door Kees Verheul.
De auteur zelf sprak in verband met literatuur graag van ‘sprookjes’. Het is een verhelderende aanduiding voor het geheel van Nabokovs werk. Tegelijk ken ik geen beter woord om nog eens te verduidelijken wat mij uniek lijkt aan zijn gedichten. Kun je zijn romans en verhalen opvatten als sprookjes, geconstrueerd door een verteller die van wanten weet in de mensen- wereld en die zichzelf en ook ons behendig uit die nare wereld omhoogtilt, dan is het bij zijn gedichten of je rechtstreeks in aanraking komt met een figuur uit een sprookje. Een enigszins onwerkelijk en bevreemdend wezen dat eigenlijk niet thuishoort onder mensen als u en ik, ook al doet het op een soms onbeholpen manier dapper zijn best om zich aan te passen; kwetsbaar, vatbaar voor storende suggesties maar innerlijk van een humor en een zuiverheid die voor wezens van vlees en bloed, inclusief sprookjesvertellers, niet is weggelegd. Ik kan geen Russische dichter noemen die evenzeer opvalt door deze kwaliteit.
(Uit het nawoord van Kees Verheul)