Guus pakt Ari bij haar arm. Niet erg hard, maar toch. ‘Je moet wel luisteren. Net als Loek.’
‘Maar jij bent zíjn papa,’ zegt Ari. ‘Niet de mijne.’
Guus denkt even na. ‘Maar ik vul je trommel, breng je naar school en haal je weer op. Ik plak pleisters en ik kook. Ik ben niet je vader. Maar ik ben wel je Guus. En iedereen weet, naar je Guus moet je luisteren.’
En Ari weet dat dus ook. In het samengezin, waar zij met haar beetje-broer Loek woont, is iedereen inmiddels gewend aan elkaar. En het leven staat niet stil. Er worden appels geplukt en warme visjes gegeten. Er gaat een cavia dood en er komt een hondje bij. En dan krijgen mama Jikke en Guus ook nog eens samen een baby! ‘Machtig mooi’ vindt Loek.
Maar Ari wil liever een wolf ...
Drieëndertig fonkelnieuwe verhalen over Ari en Loek, beetje-zus en beetje-broer!