In De stad van de kleine mensen neemt de Jiddische auteur Sjolem Aleichem de lezer mee naar het Oostjoodse stadje Kasrilevke, waar een kleine, godvruchtige jongen hem deelgenoot maakt van de hoogte-en dieptepunten in zijn dagelijkse leefwereld. Kwajongensstreken met zijn vriendjes, grappen en droevige gebeurtenissen wisselen elkaar af, ingebed in de vrome context van sjabbes- en feestdagen, die voor de Oostjoodse gemeenschap de hoogtepunten van het jaar vormden. Zo bindt hij samen met zijn makkers hun gehate onderwijzer aan een boom vast tijdens het jaarlijkse uitstapje op Lag b’Ojmer; neemt hij, in zijn verlangen een eigen zakmes te bezitten, er min of meer per ongeluk een weg; verknoeit hij - door er stiekem een hapje van te nemen - een kostbare, kosjere esreg, waarvan de buurman de schuld krijgt, en raakt hij bevriend met het kreupele, zwakzinnige dochtertje van de rebbe, wier overlijden bij hem de grote levensvragen oproept: waartoe leeft een mens en waarom sterft hij? De lezer maakt kennis met een bonte verzameling sjtetltypen - de rebbe, de onderwijzer, de sjoelbeheerder en vele anderen - die met al hun gewoonten en eigenaardigheden een kleurrijke rol speelden in de jeugd van de ‘kleine mensen’ binnen de besloten sfeer van een vertrouwde, bevriende gemeenschap, waar de dreiging van de naderende ondergang nog niet voelbaar is ...