Ten tijde van de Koude Oorlog ‘evacueerden’ de Russische bezetters drie gehuchten in een dal in de oerbossen van het toenmalige Tsjecho-Slowakije. Ze hadden het gebied nodig als militair oefenterrein. De iets meer dan driehonderd bewoners werden samengepakt in een verderop in alle haast gebouwd hooghuis. Van de plannen om daar een moderne stad uit de grond te stampen, kwam niets terecht. Tientallen kilometers rondom de flat was niets anders dan groen. Eens in de tien dagen werd de op de begane grond gelegen winkel bevoorraad. Dat was het enige contact met de buitenwereld, de bewoners mochten de open plek niet verlaten. Zo ontstond een staat in een staat. Na de val van de Berlijnse Muur verdwenen de bewoners stuk voor stuk, totdat alleen het conciërge-echtpaar Freda en Janos en de winkelier over bleven. Toen kreeg het hooghuis onverwacht een nieuwe bestemming.