Niet ver van elkaar verwijderd liggen twee eilanden, slechts gescheiden door een smalle strook water. Maar op het ene eiland regent het werkelijk iedere dag, van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat. Op het andere eiland regent het nooit, daar zijn de stranden altijd zonnig. De bewoners van het eerste eiland zitten vaak achter hun raam naar buiten te kijken; ze gaan nooit zonder paraplu naar buiten. Het zijn zeer terughoudende en beschaafde katten, voor niets ter wereld willen ze zich nat laten regenen.
Maar op een ochtend komt er van het andere, zonovergoten eiland een kat naar ze toe zwemmen. Deze kat gedraagt zich allesbehalve terughoudend: hij springt in de plassen en danst lachend door de regen. De bewoners proberen hem tevergeefs de manieren van hun eiland bij te brengen en zich aan te laten passen. Uiteindelijk jagen ze deze losbol weg.
Maar dan neemt de regen in alle hevigheid toe. Het water begint angstaanjagend te stijgen, een een ramp lijkt niet te voorkomen ...