Fjodor Michajlovitsj Dostojevski (1821-1881), Russisch romanschrijver en zoon van een arts, was 16 jaar oud toen zijn moeder stierf. Twee jaar later werd zijn vader door lijfeigenen op zijn buitengoed vermoord. Dostojevski trad in 1842 als luitenant in dienst, maar nam in 1844 ontslag om zich geheel aan de literatuur te wijden.
In 1847 bezocht Dostojevski wekelijks de bijeenkomsten van de radicale kring van Petrasjevski, waar sociale en politieke problemen werden besproken. In april 1849 werden de leden, onder wie Dostojevski, gearresteerd. Na acht maanden gevangenis werd hij met 20 medegevangenen ter dood veroordeeld. Hij stond reeds voor het vuurpeloton, toen het bericht kwam dat de straf werd omgezet in vier jaar verbanning naar Siberië. Deze gruwelijke ervaring en de vier jaren in Omsk als dwangarbeider hebben Dostojevski\'s leven blijvend beinvloed. Zijn gezondheid, altijd al zwak, werd uitgesproken slecht (hij leed aan frequente aanvallen van epilepsie); zijn levensovertuiging, tot zijn verbanning volgens eigen zeggen atheistisch en militant socialistisch, richtte zich in deze jaren op het christendom.
Als romanschrijver wordt Dostojevski meestal gerekend tot de psychologische realisten, maar zijn realisme bevat sterk surrealistische elementen. De afwezigheid van moraliserende zeden- en maatschappijschildering is opvallend. Dostojevski\'s engagement richt zich op het misdeelde, soms ziekelijke, individu en op het abnormale en morbide; hij was sterk gepreoccupeerd met het verschijnsel misdaad.
Dostojevski’s bekendste werken zijn Boze geesten, De Idioot, Misdaad en Straf, De gebroeders Karamazov en Witte nachten.