In 1520-1521 maakte Albrecht Dürer, de belangrijkste kunstenaar van de Noordelijke Renaissance, een reis van bijna een jaar naar de Nederlanden. De reden voor zijn reis was het bijwonen van de kroning van keizer Karel V in Aken. Na het overlijden van zijn mecenas keizer Maximiliaan zocht hij daar, met succes, ook het mecenaat van Karel V.
Zijn daaropvolgende reis door de Nederlanden liep uit op een ware triomftocht, waarvan hij in dit fascinerende reisdagboek uitgebreid verslag doet. Overal waar hij kwam werd hij met de grootste eerbied ontvangen. Tijdens de reis ontmoet hij vele vorsten, geleerden (Erasmus) en kunstenaars en ziet hij belangrijke Nederlandse kunstschatten die veel indruk op hem maakten. Steden als Antwerpen, Gent en Brussel worden uitgebreid beschreven. In Antwerpen probeert het stadsbestuur hem met het aanbod van een vorstelijke beloning over te halen daar te blijven. In Gent ziet hij het altaar van de gebroeders Van Eyck en leeuwen in de dierentuin. In Zeeland ziet hij een gestrande walvis en tekent hij een walrus.Talloze portretten, tekeningen en schetsen van beroemde tijdgenoten, steden en dieren waren het artistieke gevolg van de reis. In deze uitgave zijn een aantal belangrijke werken van Dürer uit deze tijd opgenomen.
Helaas liep Dürer tijdens zijn verblijf in Zeeland ook malaria op, waar hij nooit helemaal meer van zou herstellen en in 1528 mede aan zou overlijden.
Het reisverslag is niet alleen belangrijk als zeldzaam egodocument van een beroemd kunstenaar, maar ook historisch van groot belang.