Lev Nikolajevitsj Tolstoj (1828-1910) is een van de grootste romanschrijvers aller tijden. Romans als Oorlog en Vrede en Anna Karenina zijn meesterwerken die nog steeds gelezen worden, getuige ook de vele moderne vertalingen.
Tolstoj werd geboren in een aristocratische familie en grootgebracht op het landgoed Jasnaja Poljana. Zijn vader en moeder verloor hij op jonge leeftijd. In 1851 maakte hij deel uit van het Russische leger in de Kaukasus en nam daadwerkelijk deel aan gevechtshandelingen. Later was hij officier in Sebastopol tijdens de Krimoorlog. In 1855 verwierf hij meteen roem met de publicatie van zijn sterk autobiografische getinte trilogie Kinderjaren, Jongensjaren en Jeugd.
In zijn latere jaren ontwikkelde hij, in de geest van het Christendom en het evangelie, een nieuwe leer. De kern van deze leer was in wezen een vorm van politiek anarchisme, pacifisme en naastenliefde. Hij was tegenstander van privé-bezit. Tolstoj vond dat kunst in dienst van het volk moest staan, ter bevordering van de morele vooruitgang. Zijn geschriften in de laatste dertig jaar van zijn leven leverden hem de reputatie op ‘het geweten van de natie’ te zijn.