‘Nee, ik hoef niet op reis te gaan. Ik ben er al,’ aldus de zeventigjarige ik-persoon in de nieuwste roman van Lars Gustafsson.

Een filosofieprofessor in Oxford maakt een tijdreis door zijn verleden en belandt in het Zweden uit de jaren vijftig van de vorige eeuw. Hij herinnert zich het hem zo vertrouwde VŠstmanland, zijn vrome grootmoeder en haar half gekke zuster, de smaak van kaneelpeertjes, de geur van de rietkragen langs het meer, en vooral de vrouwen, die nog precies zo verleidelijk zijn als toen. En dan met name Ingela, de dochter van de metaalgieter uit het naburige zomerhuis, en mevrouw Sorgedahl, met haar saaie man en haar prachtige blanke armen.

De mooie blanke armen van mevrouw Sorgedahl is een wonderbaarlijk boek, en van een zo opgewekte melancholie en levenslust, dat ik het van harte kan aanbevelen. Met instinctieve zekerheid beheerst Gustafsson de kunst bruggen te slaan tussen de alledaagse menselijke behoeften en de filosofie. (Katja Weise, Norddeutscher Rundfunk)