De kunst van het lezen is een overzicht van de stukken die Vladimir Nabokov tussen 1941 en 1958 als literatuurdocent heeft geschreven. Nabokovs essays over de Russische literatuur (over Dostojevski, Gogol, Toergenjev, Tsjechov en Tolstoj) zijn uitstekend leesbaar dankzij een vergaande vorm van perfectionisme. Nabokov was een docent van het type dat niets aan het toeval overliet. Toch blijken Nabokov stukken als je ze leest, allerminst ‘academisch’ te zijn in de negatieve zin van saai en onpersoonlijk. Ze suggereren een spreker die met hart en ziel verknocht is aan zijn onderwerp, zijn publiek op alle manieren voor zich probeert te winnen en zijn eigen partijdigheid daarbij bewust intact laat. Zijn voornaamste doel is zijn studenten te maken tot wat hij zelf noemt ‘goede, voorbeeldige lezers’ – literatuurliefhebbers die een boek waarderen om de esthetische bedoelingen van de auteur. Juist door zijn persoonlijke sympathieen en antipathieen te benadrukken, voedt Nabokov zijn toehoorders op tot het ontwikkelen van een zelfstandig oordeel. Echt tot zijn recht komt Nabokov wanneer hij een klassiek werk voor zich neemt en de kwaliteiten ervan uit de doeken gaat doen. Hij wordt dan meteen zo interessant en meeslepend dat je je voorneemt de romans en verhalen waaruit hij lange passages citeert met een door hem vernieuwde, verscherpte blik te gaan herlezen.
De kunst van het lezen wordt in vijf delen uitgegeven. Ter ere van het Tsjechov-jaar (1904-2004) verscheen in 2004 het deel over Anton Tsjechov. In december 2005 zal deel drie over Gogol verschijnen. In 2006 zullen de delen over Tolstoj en Toergenjev verschijnen.