Als een groot schip kwam de zwaan de kleine haven binnen. Op haar rug zat een baby. Het was een lief gezicht, dat blote kindje op dat schip van witte veren. Het kind had zijn armpjes om de hals geslagen en zat warm tussen de grote vleugels.
Zo begint het ontroerende sprookje van de hand van meester-verteller Sjoerd Kuyper.
Josje leert van de dieren wat leven, liefde en dood is. Zij probeert, na de dood van Sander het varken en de soldaat met wie ze trouwt, haar verdriet te verstoppen in een kast. Maar Josje komt erachter dat verdriet zich niet laat verstoppen en er uiteindelijk uitmoet. Door de steun van de dieren leert ze wat troost is en hoe je de dood kunt verwerken. Josje blijkt in verwachting van de soldaat, ze wordt moeder en leeft nog lang en gelukkig. Als uiteindelijk haar tijd is gekomen om te sterven, verlaat ze op sprookjesachtige wijze de wereld. Na het vertrek van Josje komt er opnieuw een zwaan aanzwemmen met een kindje op haar rug.